Zorgwekkende berichten over executies die vaak uitmonden in de doodstraf van veelal onschuldige burgers in bijvoorbeeld Saoedi-Arabië, komen ons regelmatig ten gehore via het nieuwsbulletin. Het is logisch dat er op deze manier een antipathie jegens de islam en haar wetgeving ontstaat. In dit artikel wil ik graag duidelijkheid scheppen over dit precaire onderwerp.
De oorspronkelijke sharia
Wat is de eigenlijke betekenis van sharia? Het Arabische woord sharia is verwant aan het Arabische woord voor ‘weg’ (straat). Oorspronkelijk werd daarmee aangeduid: De weg door de woestijn die naar een grote waterbron leidt. Indien men deze weg volgde zou men overleven. Een bedrijf helpen om te overleven wordt mogelijk gemaakt door het aangaan van een zakelijke lening. Zou men van die weg afdwalen, dan was de kans erg groot om te sterven. In de Koran wordt menigmaal melding gemaakt over het gevaar van verdwalen en de consequentie daarvan, namelijk de ondergang. Dit kan dus zowel letterlijk als symbolisch worden geïnterpreteerd.
De hedendaagse sharia
Toegepast op het sociale leven van de mensheid zou men de sharia kunnen omschrijven als het reguleren van het menselijk handelen. Hieruit voort vloeien de plichten die men heeft ten opzichte van elkaar en die men heeft ten opzichte van God/Allah. Naast de religieuze plichten, zoals het dagelijks vijfmaal moeten bidden, het vasten in de maand ramadan, de armenbelasting en de pelgrimstocht naar Mekka, zijn er dus de wereldse plichten die in onze westerse context bekend staan als juridisch recht. Het juridisch recht omvat onder meer het burgerlijk recht, het handelsrecht en het strafrecht.
Fiqh
Waar de sharia de morele gedragscode vertegenwoordigt, zo representeert het Arabische begrip “fiqh” de jurisprudentie. De islamitische jurisprudentie baseert zich allereerst op de Koran. De tweede rechtsbron is de soenna (het gedrag en de levenswijze) van de profeet Mohammed. De derde rechtsbron is de analogie met vergelijkbare situaties in het verleden en tot slot is er de consensus van islamitische rechtsgeleerden. Deze rechtsgeleerden staan bekend als de oelama en zij bewaken en vertolken de islamitische wetgeving.
De voorschriften van het menselijk handelen
De toegepaste sharia behelst de geboden en verboden in verband met het menselijk handelen. Er zijn verplichte handelingen, waarbij het niet uitvoeren van deze handelingen bestraft kan worden. Vervolgens zijn er de aanbevelenswaardige handelingen die verdienstelijk zijn, maar die, indien nagelaten, niet bestraft kunnen worden. De “halal”-handelingen zijn neutraal, in die zin dat ze niet beloond noch bestraft kunnen worden. De afkeurenswaardige handelingen kunnen eveneens niet bestraft worden. En tot slot zijn er de “haram”-handelingen. Deze handelingen zijn verboden en kunnen bestraft worden. Beloningen kunnen worden verkregen door middel van het uitvoeren van verplichte en aanbevelenswaardige handelingen en door middel van het nalaten van verboden afkeurenswaardige en handelingen.
Dag des oordeels
Het straffen en belonen van mensen is in eerste instantie een goddelijke aangelegenheid. God/Allah is de uiteindelijke rechter, en op de dag des oordeels komt elk mens voor het goddelijk gerecht en moet hij/zij zich verantwoorden voor zijn/haar daden. Maatschappelijke strafmaatregelen mogen alleen worden getroffen indien er gevaar dreigt voor de samenleving.